Grammaire chapitre 4 3 vwo (+).

Présentation au sujet: "Grammaire chapitre 4 3 vwo (+)."— Transcription de la présentation:

1 Grammaire chapitre 4 3 vwo (+)

2 Tout Betekenis: alles, alle, hele
Heeft te maken met het zn. dat volgt. Tout (m. enk.) tout le jardin (de hele tuin) Toute (v. enk.) toute la classe (de hele klas) Tous (m. mv) tous les élèves (alle leerlingen) Toutes (v. mv) toutes les filles (alle meisjes)

3 Attention! Zonder een zn. erachter hebben tout en tous verschillende betekenissen: Tout: alles Tous, toutes: allemaal, allen Exemples: Je vous vois tous ik zie jullie allemaal. La voyante voit tout de helderziende ziet alles.

4 suite Tout le monde iedereen

5 Rire, sourire (lachen, glimlachen)
Leer het ww. rire en sourire in le présent, imparfait, passé composé en futur met le conjugueur.com.

6 De wederkerende werkwoorden
Je herkent deze ww. aan se voor de infintief (se concentrer, se réjouir) In het Nederlands beginnen deze ww. met zich (zich concentreren, zich verheugen)

7 Se laver: zich wassen Présent: Je me lave ik was me
Tu te laves jij wast je etc. Il/elle/on se lave Nous nous lavons Vous vous lavez Ils/elles se lavent

8 suite Passé composé (vervoeging met être)
Je me suis lavé (ik heb me gewassen) Tu t’es lavé (e) (jij hebt je gewassen) etc. Il/elle/on s’est lavé (e) Nous nous sommes lavé(e)s Vous vous êtes lavé(e)s Ils/elles se sont lavé (e) s

9 Wederkerende ww :de plaats van de ontkenning
Je me lave je ne me lave pas Je me suis lavé (e) je ne me suis pas lavé(e) ils se sont lavés  ils ne se sont pas lavés. Let op! Soms betekent se elkaar: Ils se battent ze slaan elkaar.